Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen [17]antwoordde [18]Hij, en sprak [19]tot degenen, die voor Zijn aangezicht stonden, zeggende: Doet deze vuile klederen van hem weg. Daarna sprak Hij [20]tot hem: [21]Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u [22]weggenomen, en Ik zal u [23]wisselklederen aandoen. 17. Dat is, sprak. 18. Te weten, Christus, die de zonden vergeeft en den onrechtvaardige rechtvaardig spreekt; alzo ook straks wederom, daarna [te weten, nadat zij hem de vuile klederen hadden uitgetrokken] sprak Hij, te weten, Christus. 19. Dat is, tot de andere engelen, die zijne dienaars zijn, altijd vaardig staande om zijne bevelen te verrichten; Hebr.1:14. 20. Te weten, tot Jozua. 21. Dat is, hieruit zult gij de waarheid dezer zaak vernemen, dat Ik uwe ongerechtigheden van u heb weggenoemn, die door het vuile kleed, zie vs.-1;3, werden betekend. Verg. Jes.6:7; Jer.1:9. 22. Zie 2 Sam.12:13. 23. Aldus worden genoemd nieuwe, zuiver, schone klederen, die men alleen op feestdagen aandeed. Zie Richt.14;12. Hier wordt door de wisselklederen verstaan de gerechtigheid van Christus, ware heiligheid of geestelijk sieraad. Verg. Matth.22:11; Luk.15:22.